In de achtertuin van het huis waarin ik opgroeide, stond een grote Japanse kers. Zijn stam vertakte zich al op ongeveer een meter boven de grond, waardoor je met een beetje kracht en lenigheid zo naar boven kon klimmen. Het liefst deed ik dat wanneer de bloesemknoppen net waren opengesprongen en er tussen de takken een poederroze universum was ontstaan.
Straatkinderen, noemt boswachter Peter Wohlleben zulke bomen. Ze groeien niet op in de buurt van hun bomenouders in een bos, maar in parken, straten en tuinen. Net als straatkinderen leiden ze daar een moeizaam leven.
It’s a hard-knock life for us – het bomenweeshuis
Nadat de wezen zijn geplant, gaat het eerst tientallen jaren goed. Ze worden vertroeteld door boomverzorgers om zo snel en veilig mogelijk groot te worden. Soms krijgen ze zelfs via een speciaal voor hen aangelegde waterleiding regelmatig te drinken, vertelt Wohlleben in Het verborgen leven van bomen. Maar zodra de wortels een groeispurt maken, begint een leven vol moeilijkheden. De aarde onder een wegdek of trottoir is met een trilmachine stevig aangestampt, wat weinig lucht en ruimte overlaat voor wortels. ‘Dat is heel vervelend, want de wortels van bosbomen gaan in principe niet heel diep naar beneden. Er is amper een soort bij wie het lukt om dieper dan anderhalve meter te komen, in de meeste gevallen is het al veel sneller afgelopen. In het bos is dat geen probleem, tenslotte kun je als boom immers bijna eindeloos in de breedte uitdijen. Maar langs de rand van de straat is daar geen sprake van.’
Ze proberen het natuurlijk wel. Wortels kruipen waar ze mogelijkheden voelen, bij voorkeur rondom rioolbuizen omdat het zand daar nog redelijk los is. ‘Incidenteel kunnen ze dan ook koppelingen tussen twee buizen binnengroeien en daarin vervolgens verder woekeren.’ Dat leidt dan tot verstoppingen. Een boom die een verstopping veroorzaakt wordt gekapt en zijn opvolger krijgt een wortelbegrenzer. Niet zo verwonderlijk dus dat bij storm veel straatbomen omvallen.
Dat is nog niet alles waarom stadsbomen het moeilijk hebben.
Bossen koelen in warme zomers ’s nachts af, waardoor de lucht vochtig blijft. Straten en gebouwen laten ’s nachts juist warmte los, wat voor een extreem droge lucht zorgt. De vele schimmels die in bossen leven en bomen helpen om water en voedsel te verzamelen, ontbreken bovendien grotendeels in een stadse omgeving. Poep en urine van honden en katten zijn in overvloed aanwezig en samen met strooizout in de winter veroorzaken die bijtschade aan bast en wortels. De conditie van stadsbomen raakt door al die omstandigheden erg verzwakt, wat de weg vrijmaakt voor parasieten zoals schild- en bladluizen.
Trage groei zorgt voor een betere conditie
Boomkinderen in een bos krijgen een heel andere opvoeding. De reusachtige boomkronen van hun moeders zorgen er samen voor dat maar 3 procent van het zonlicht de bladeren van hun kinderen bereikt. Dat is weinig. ‘Daarmee kun je nog net genoeg fotosynthese bedrijven om niet dood te gaan. Flink de hoogte in schieten of zelfs een dikkere stam zit er niet in. En het is niet mogelijk om je tegen die strenge opvoeding te verzetten, omdat je er de energie niet voor hebt.’
Een boom die onder natuurlijke omstandigheden groeit, in een bos, is na 80 tot 120 jaar nog maar manshoog en niet dikker dan een potlood. Langzame groei heeft het grote voordeel dat de houtcellen binnenin heel klein zijn en weinig lucht bevatten. Dat maakt ze buigzaam en bestand tegen een breuk bij stormen. Schimmels kunnen zich in zo’n stam ook nauwelijks uitbreiden.
Pioniersbomen willen groots en meeslepend leven
Niet alle bomen willen volwassen worden in de nabijheid van een boomfamilie. Sommigen leven liever in hun eentje buiten de comfortabele omgeving van een bos. Dat heeft weer andere voordelen: ze krijgen zo heel veel zonlicht en daarmee de mogelijkheid om in rap tempo te groeien. Zulke pioniersbomen hebben de eigenschap groots en meeslepend te leven en zich ook op die manier voort te planten. Dat kan doordat ze kleine zaden hebben die ver kunnen vliegen – in watten verpakt of voorzien van piepkleine vleugeltjes die een lichte vracht zijn voor de wind. De ratelpopulier (esp), de ruwe berk en de waterwilg (ook boswilg genoemd) zijn zulke pioniersbomen. In een jaar tijd kunnen ze wel een meter groeien, waar een kleine beuk of spar slechts een paar millimeter haalt.
Hoe verweert een pionier zich tegen een vroege dood door planteneters?
Hun stam wordt door hun snelle groei dikker, en krijgt een stevige, ruwe schors. ‘Bij de berk is dat te zien aan het feit dat de gladde, witte bast openbarst en zwarte randen vormt. De planteneters kunnen daar met hun tanden niet doorheen komen, en bovendien smaakt het met oliën doordrenkte weefsel hun niet.’
Bomen met burn-out
Ook in de bomenwereld geldt dat wie al zijn energie stopt in snelle groei en strijd, uiteindelijk opgebrand raakt. Die uitputting komt na zo’n dertig jaar. Ondertussen kunnen in hun schaduw andere boomsoorten goed gedijen. Die traaggroeiers halen de snelgroeiers na een paar decennia in. Wordt een pionier maximaal 25 meter hoog, een beuk kan die lengte ruimschoots overtreffen. Is het eenmaal zo ver, dan houden de boomkronen van de traaggroeiers het licht voor de pioniers tegen, waardoor die uiteindelijk doodgaan. Geen ramp, ze hebben elders intussen al veel nieuwe families gesticht.
Het verborgen leven van bomen
Peter Wohlleben deelt in Het verborgen leven van bomen tal van dit soort observaties en ervaringen uit zijn eigen beroepspraktijk als professioneel houtvester. Toen hij twee decennia geleden naast zijn werk survivaltrainingen voor toeristen ging organiseren, begon hij door de gesprekken met deelnemers het bos met andere ogen te bekijken. Hij leerde opnieuw kijken naar uiterlijk en gedrag van bomen en ontdekte van alles.
Wohllebens enthousiasme voor bomen is fors besmettelijk, en het kan niet anders of je gaat na het lezen van zijn boek heel anders naar de bomen in tuin, park en bos kijken. Met nog meer compassie en ontzag. De kennis die hij deelt leent zich trouwens ook heel goed om door te geven aan kinderen, zodat die al op jonge leeftijd bomen als de fantastische en onmisbare levende wezens kunnen zien die ze zijn.
Het verborgen leven van bomen. Wat ze voelen, hoe ze communiceren – ontdekkingen uit een onbekende wereld.
Peter Wohlleben | uitgeverij Lev. | 2016