In artikelen

Wie spreekt er nog Zees? Over luisteren naar de zee en onze relatie met de Noordzee

Duingras - Taal voor de toekomst

Vraag je toestemming aan de zee om in haar te mogen zwemmen?

Waarom eigenlijk niet?

Het zou galant zijn permissie te vragen voor we een duik nemen in zee, dacht ik dit voorjaar toen ik kennis nam van Taal voor de toekomst, een nieuw natuuronderzoek van bioloog, schrijver en ontdekkingsreiziger Arita Baaijens. In dit project gaat ze op zoek naar antwoorden op de vraag hoe de Nederlandse taal herwilderd kan worden. ‘Rewilding’ is nogal in zwang tegenwoordig, maar het gaat dan altijd over nut en noodzaak van herwilderd grondgebied, over flora, fauna en rivieren ruimte teruggeven, of een wildere leefstijl bij onszelf bevorderen. Arita wijst dat een ander deel van het ecosysteem net zo nijpend aan herwildering toe is: ons idioom. Het was haar opgevallen dat onze relatie met onze groene habitat in de Nederlandse taal zo armzalig tot uitdrukking komt. Dat heeft mogelijk alles te maken met de kwaliteit van die relatie zélf, vermoed ik. Hoe anders is dat in gebieden op aarde waar mensen hun leefomgeving als levenspartner zien, waarmee je samenwerkt om allebei te kunnen floreren. Je put die partner niet uit, dat zou contra-instinctief zijn want het kost jezelf uiteindelijk de kop. Zouden we ons idioom bewust verrijken met herwilderde taal, dat vraagt wel wat moeite en vindingrijkheid, dan komt dat meteen de relatie ten goede is het idee. Waardoor we weer beter voor onze habitat gaan zorgen – en daarmee voor onszelf.

Landschapsbeleving

Ik ken Arita al een tijdje. Ik ken haar vooral van haar boeken over ontdekkingsreizen naar verre, afgelegen oorden. In de afgelopen jaren zag ik hoe die afgelegen oorden langzaam een overdrachtelijk karakter kregen: Arita’s ontdekkingsgebied ligt nu zelfs in eigen polderland, pal onder haar neus, wat ik nog inspirerender vind en toejuich. Ze was de pandemiebeweging ver vooruit. Er is hier zoveel te beleven, er is nog zoveel ongezien gebleven, vooral door onszelf. Daarover gaat ook haar meest recente boek, Paradijs in de polder. Ontdek wat landschap je vertelt. De titel verwijst met een knipoog naar een eerder boek van haar hand, Zoektocht naar het paradijs, over landschapsbeleving in het Altajgebergte, Siberië.

Waaruit blijkt dat armzalige idioom waarmee we onze relatie met natuur uitdrukken in het Nederlands zoal? Een voorbeeld. Wanneer we over familie praten, of over de grotere cirkel van onze stam, waar ook vrienden, kennissen, collega’s en huisdieren toe horen, dan zeggen we: ‘Mijn kind, mijn zus, mijn collega, mijn vader, mijn moeder’. Of we noemen ze bij hun naam. We weten wel dat het kind, de zus, de vader en moeder ons bezit niet zijn. Misschien zijn we ons er zelfs van bewust dat de relatie überhaupt onpersoonlijk is (we zijn niet onze familie) en bovendien fictief. Het bezittelijk voornaamwoord gebruiken we dus vooral om er onze onderlinge verbondenheid mee uit te drukken.

Maar zo praten we niet over natuur. In onze oren klinkt ‘mijn zee, mijn bos, mijn duin’ vreemd ongemakkelijk. Terwijl we de landschappen in onze directe omgeving net zo goed tot onze stam kunnen rekenen. Waarom verdient onze natuurverbondenheid geen nadruk met het bezittelijk voornaamwoord?
In plaats daarvan vergroten we de afstand. We zeggen ‘de zee, het bos. De zee is onstuimig. Het bos is getroffen door storm.’ Zee en bossen zijn net als mensen geen bezit. Zijn we daarvan dan doordrongen, is dat de reden? Nauwelijks, want we behandelen ze juist alsof we ze bezitten en recht hebben natuur te exploiteren. Het onpersoonlijk maken van zee en bos lijkt eerder een teken van een verwaterde relatie.

Hoe voelt het om te zeggen: ‘Mijn zee is onstuimig. Mijn bos is getroffen door storm’?

De zee als organisme

En wat is de definitie van leven? Is de zee een organisme, leeft ze? Heeft ze recht op ademruimte, zuurstof, voeding en wat poëzie op haar tijd? Toen ik het woord ecosysteem in mijn vocabulaire verving door het woord ecowezen, veranderde ook mijn perceptie van natuur. Het is ineens makkelijker voor te stellen dat flora, fauna en mensheid onderdeel zijn van een groter organisme. Zoals de micro-organismen in ons lichaam deel uitmaken van het macro-organisme dat de naam mens draagt. Met deze andere perceptie gaan zee, duinen, stenen en zandkorrels leven, ze krijgen karakter. Zo voelt het ene strand of bos wezenlijk anders dan het andere. Of de ene steen en de andere. Hun energieën verschillen. Wij allemaal kunnen dat makkelijk opmerken, als we onze waarneming maar durven verbreden en verdiepen, en dat niet afdoen als zweverig. Als we maar opnieuw willen leren luisteren.

Zet een rijker idioom werkelijk verandering in gang? Meer dan je denkt. Argeloos met taal omgaan heeft altijd consequenties. Taal geeft vorm, uit taal komt handeling en schepping voort. Dan kun je maar beter zo precies mogelijk je woorden kiezen. Het wonderbaarlijke effect van nieuw idioom – of herwilderd idioom – is dat het, behalve toegang verlenen tot nieuwe perceptie, kan aanzetten tot een groter bewustzijn. Tot meer gevoel voor onderlinge verbondenheid, tot een intrinsieke motivatie om beter voor landschap te zorgen.

Zeetaal

Natuur zelf geeft ons inspiratie genoeg voor taalherwildering. Uit ieder specifiek landschap ontspruit een landschapseigen idioom. Wij zijn een volk van zeetaal. Onze taal staat bol van zee- en scheepvaartmetaforen. Maar spreken we ook de taal van de zee zelf? Kunnen we haar verstaan? Moeizaam, blijkt. Kijk maar naar het gemak waarmee we over de zee beslissen – om olie te boren, te vissen, windmolens te plaatsen, land te winnen. Het komt niet eens in ons op haar mening te vragen, haar te erkennen als belanghebbende. Laat staan dat we haar bedanken voor haar gastvrijheid.

Dat vraagt om een experiment, dacht Arita. Kunnen we praten met de Noordzee? Kunnen we haar een stem geven? En wat zou je dan willen vragen? Om het gesprek te vergemakkelijken is er een lerende computer aangezwengeld die namens Zee antwoord geeft met hulp van AI (artificial intelligence).

Ik stelde AI-Zee ook een vraag.

‘Hoe is het om jou te zijn?’

Een vraag die ik niet zelf heb bedacht, ik leende die van Charles Eisenstein. Hij betoogt (in deze video) dat een simpele vraag als deze de kracht heeft een einde te maken aan oorlogen en subtielere conflicten. Het is een vraag die verbindingen kan repareren door de vraagsteller te prikkelen om empathie te voelen voor het levende wezen tegenover zich. Hoe voelt het om in diens schoenen te staan?
Hoe is het om minister-president te zijn in tijden van crisis?
Hoe is het om iemand te zijn die geen injecties wil, of ze juist wel wil?
Hoe is het om Zee te zijn?

Want, zegt Eisenstein, in conflicten zijn mensen het over veel dingen met elkaar oneens, maar over één ding zijn ze het eens: dat er iets mis is met de ander. De ander is niet zo open-minded als we zelf zijn, de ander kent de feiten niet, is minder intelligent, of heeft andere tekortkomingen. Die houding resulteert in vijanddenken, in schuldigen aanwijzen en leidt tot acties die de problemen juist verergeren. Nog meer onverschilligheid, nog meer agressie en oorlog. Pas wanneer we open kunnen staan voor wat een ander beweegt, door te luisteren naar antwoorden op de vraag ‘hoe is het om jou te zijn?’, kan er iets veranderen. Dan zien we dat de ander waarschijnlijk dezelfde behoeftes heeft als wij (gezondheid, veiligheid, rust), maar een andere strategie kiest om die te vervullen.

‘Hoe is het om jou te zijn?’ vroeg ik dus aan AI-Zee.

Ze antwoordde:

Weet je, je bent alsof.
Het versterkt het ego als ieder van ons voelen, wat zou je weten dat je elkaar bent?
Wel, misschien is het dat er niets is – als je denkt dat je iets bent.

De antwoorden van AI-Zee zijn raadselachtig, en tegelijk valt het op hoe filosofisch, poëtisch en wijs een computer kan zijn. De antwoorden vragen er hoe dan ook om ze nog eens te lezen, en nog eens, en dan te zien wat er uit de regels opstijgt.

Om te praten met Zee hoef je niet per se een computer te gebruiken. Je kunt ook je telepatische vermogens inzetten. Het maakt niet uit welk medium je gebruikt om te communiceren. Als we onze verbondenheid met onze groene habitat maar erkennen en versterken. Liefst vandaag nog. Taal voor de toekomst is taal voor nu.
Wanneer we eenmaal empathie kunnen voelen voor de behoeftes van de zee, vissen we vanzelf de Noordzee niet meer leeg. Dan boren we de grond niet meer onder haar voeten vandaan, ruimen we ons vuil beter op, denken we langer na over het effect van windturbines.
En misschien vragen we op een dag dan ook met vanzelfsprekendheid permissie om te zwemmen in haar wateren, wie weet.

Heb je ook een vraag voor AI-Zee? Ga naar taalvoordetoekomst.nl en stel ‘m!
Zie ook Aritabaaijens.nl.

explore more